Home | Biografie | Romans | Poëzie | Columns | Prijzen Nominaties | Optredens | International | Boeken | Contact

Al Galidi is geboren in het Zuiden van Irak. Hij weet niet wanneer hij geboren is, in de woestijn doen ze niet aan verjaardagen. Toen hij klein was, wilde hij graag viool spelen. Zijn vader kocht een goede viool, maar er was geen leraar in de woestijn. Dag na dag ontdekte hij dat hij viool kon spelen met woorden.[klik hier voor meer]

 

 

 

Aarde,

mijn hart is als het ei van een postduif,

één thuis,

jou.

Uit De herfst van Zorro

 

Columns

 

Al Galidi schrijft om niet gek te worden. 'Als ik zwijg, verlies ik een lezer. Als ik schrijf, verlies ik er tien,' zegt hij. In een geheel eigen stijl stelt Al Galidi indringende vragen over de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Hij verrast voortdurend met zijn keuze van onderwerpen.


De verhalen zijn veelzijdig. Alledaagse observaties van iemand die ietwat verbaasd Nederland bekijkt worden afgewisseld met columns die meer een statement maken. Steeds worden ze gekenmerkt door een verrassende invalshoek. Humor voert de boventoon, maar harde woorden worden niet gemeden.

 


 

PINCODEREN

Ik zat in de trein van Zwolle naar Groningen. Tegenover mij gingen een vrouw met een meisje van misschien zes jaar oud, jongen van een jaar of drie en een grote hond zitten. In het begin beval de vrouw de hond met haar wijsvinger te gaan zitten. De hond luisterde heel goed; van Zwolle naar Groningen zat hij op zijn kont. In Assen probeerde hij zijn kont een paar centimeters op te tillen maar de vrouw maakte hem met haar wijsvinger en haar stem stil als steen. Zelfs in het station van Groningen bleef hij stil zitten, ook toen de vrouw en de twee kinderen opstonden en wegliepen tot de vrouw heeft hem riep. Daarna bewoog hij als een soldaat. De hond werd met de stem van de vrouw geblokkeerd, behalve die stem was geen pincode om hem te openen.

Toen de trein uit Zwolle vertrok, beklom het meisje de stoel, terwijl de vrouw bezig was met lezen. Ze opende het raam en probeerde haar handen en haar hoofd naar buiten te steken als een vogel die zijn hoofd door het oog van een naald probeert te krijgen om te vliegen naar groene weilanden.
‘Karolien’, riep de moeder. ‘Dat mag niet. Ga zitten.’ Toen het meisje de stem van haar moeder hoorde, veranderde ze van een vogel die door het oog van een naald naar de wereld probeert te vliegen in een bange naald, die zich probeert te verstoppen tussen de veren van de vogel. Het meisje deed het raam dicht en ging zitten. Ze pakte een kinderboek en ging lezen. Tot we bij het station in Groningen aankwamen, keek het meisje niet naar buiten, naar de warme zon van vijfentwintig graden, het groen van de aarde en het blauw van de hemel. Het meisje was geblokkeerd door de stem van de moeder en er was in de trein geen pincode om haar te openen, behalve de stem van de moeder zelf.

De jongen had geen pincode. Nog niet. Daarom was het heel moeilijk om hem te blokkeren. Eerst kwam hij naar mij toe en keek naar het Arabische boek in mijn handen. ‘Wat is dat?’, vroeg hij. ‘Een Arabisch boek’, zei ik. ‘Wat is Arabisch?’, vroeg hij, maar voor ik kon antwoorden, zei de moeder met schelle stem: ‘Thomas, kom, dat mag niet.’ De jongen draaide zich naar zijn moeder. ‘Waarom mag dat niet?’ De stem van de moeder verhief zich. ‘Dat mag gewoon niet.’ Het kind ging een beetje zitten, stond op, liep door de trein en zong een liedje. De moeder zei hem dat dat niet mocht. De conducteur kwam. ‘Mag ik zonder kaartje reizen?’, vroeg het kind. ‘Dat mag niet, dan krijg je een boete’, zei de conducteur. De moeder gaf hem een zakje snoepjes, misschien om hem stil te krijgen, maar in plaats van het te eten, gooide het jongetje het door de trein. De moeder zei dat dat niet mocht. Het kind probeerde zijn schoenen uit te trekken. De moeder zei dat dat niet mocht. Hij probeerde de asbak te openen, maar het lukte niet. De moeder zei dat dat kwam omdat er niet meer in de trein gerookt mocht worden. De jongen probeerde naar het raam te klimmen. Zij zei dat dat niet mocht. Daarna stond ze ongeduldig op, pakte het kind bij zijn middel en gooide hem in de stoel, zoals een keeper een voetbal wegsmijt, die net in zijn goal is beland. Daarna haalde ze uit haar tas kleuren en papier en beval het kind met blauw-rode ogen om te tekenen. ‘Je mag niets anders doen’, zei ze. Het kind pakte de zwarte stift en tekende nerveus een zwarte bloem en toen zei de vrouw de slechtste mag-niet ter wereld. ‘Dat mag niet, een zwarte bloem.’ Het kind verscheurde de bloem en gooide het op de grond van de trein. ‘Je mag niet zomaar papier op de grond gooien, het moet in de prullenbak.’

Toen iedereen uit stapte, pakte ik de verscheurde zwarte bloem uit de prullenbak. Thuis plakte ik het papier aan elkaar en hing hem aan de muur. Ik dacht aan dat kleine jongetje. Zijn moeder was de hele tijd bezig om hem te pincoderen om hem te kunnen blokkeren. Na een paar jaar zal hij een Nederlander zijn. Wat een ramp.

 

Home | Biografie | Romans | Poëzie | Columns | Prijzen Nominaties | Optredens | International | Boeken | Contact

Alle rechten voorbehouden ©2004-2014