Home | Biografie | Romans | Poëzie | Columns | Prijzen Nominaties | Optredens | International | Boeken | Contact

Al Galidi is geboren in het Zuiden van Irak. Hij weet niet wanneer hij geboren is, in de woestijn doen ze niet aan verjaardagen. Toen hij klein was, wilde hij graag viool spelen. Zijn vader kocht een goede viool, maar er was geen leraar in de woestijn. Dag na dag ontdekte hij dat hij viool kon spelen met woorden.[klik hier voor meer]

 

 

 

Aarde,

mijn hart is als het ei van een postduif,

één thuis,

jou.

Uit De herfst van Zorro

 

Columns

 

Al Galidi schrijft om niet gek te worden. 'Als ik zwijg, verlies ik een lezer. Als ik schrijf, verlies ik er tien,' zegt hij. In een geheel eigen stijl stelt Al Galidi indringende vragen over de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Hij verrast voortdurend met zijn keuze van onderwerpen.


De verhalen zijn veelzijdig. Alledaagse observaties van iemand die ietwat verbaasd Nederland bekijkt worden afgewisseld met columns die meer een statement maken. Steeds worden ze gekenmerkt door een verrassende invalshoek. Humor voert de boventoon, maar harde woorden worden niet gemeden.

 


 

WARME OPRUIMING

Wat ik weet over de hemel en de hel leerde ik op de basisschool. De hemel zit vol mensen met weinig kleren aan die hard lachen, de hel is een plek met naakte mensen die schreeuwen. Vorige week ging ik naar de raarste winkel die in mijn leven heb bezocht. Een seksshop in Amsterdam. Hemel van buiten en hel van binnen. In de etalageruit hingen posters van mooie vrouwen met weinig kleren aan. Hun ogen riepen niet om knuffelen, maar om neuken. De etalage maakte me nieuwsgierig en ik ging de winkel binnen.

In de eerste rekken van de winkel zag ik tijdschriften met op de omslagen naakte mannen en vrouwen. Het waren er zoveel dat ik me verbaasde dat er op aarde zoveel vrouwen en mannen zijn die hun geld kunnen verdienen als ze hun kleren uittrekken. Ik had mijn hele leven niets gekregen als ik mijn kleren uitdeed, alleen een douche of soms koorts of keelpijn. Door dat gangetje van tijdschriften liep ik als door een kanaal met de naaktheid als oevers. Daarna zag ik de films. Duizenden films met vrouwen en mannen die elkaar neukten. Ik zag geen hand, kont of kut zonder piemel erin. Een oceaan van sperma waar het schip van het verlangen eeuwig kan zeilen. Het enige dat ik niet goed kon zien, was wie wie neukte en van wie die hand was of die borst. Alles gemixt met alles, zodat een man met een snor een kut had en een vrouw twee piemels. Vlees op vlees op vlees, een flat van warm, nat vlees. Ik zag sperma op sperma, konten op konten.

Het volgende gangetje begonnen de kutten, de piemels en de condooms. Ik zag kleine piemeltjes die bijna onzichtbaar waren en anderen, zo groot als gerichte raketten. Ik zag piemels met licht, piemels met gel, piemels die water uit hun ene oog gaven en piemels die korter en langer werden. Ineens viel mijn oog op een bord, die tussen de piemels hing: ‘Opruiming. Drie halen twee betalen.’ Ik deed mijn bril af, maakte het schoon en zette hem weer op, maar nog steeds stond daar dezelfde tekst. Ik zette een stap en viel ineens op de grond toen ik over een penis struikelde. Piemels vielen boven op mij. Piemels in het groot en in het klein en in alle kleuren van de regenboog. Ze vielen op mij en om mij heen als de Amerikaanse raketten op Baghdad in 1991. Allemaal wakkere piemels, geen een slapend. De verkoper haastte zich naar mij toe, gaf mij zijn hand en hielp mij overeind. De penissen vielen van mij als druppels water van een boom na een lange regenbui. De man leidde mij naar een klein stoeltje, waarvan de poten vrouwenbenen waren. Hij gaf mij water in een glas in de vorm van een piemel. Eenmaal bijgekomen vroeg ik de verkoper waarom hij opruiming voor piemels hield. ‘Zijn ze dan niet meer nodig?’ Toen ik hem vroeg of hij wist wat beter was, een plastic piemel of een echte, nam hij diep adem en beantwoordde mijn vraag.
‘Het zijn drukke tijden. Vroeger hadden mannen geen tijd voor vrouwen. Daarom waren de echte piemels verlaten. Nu hebben vrouwen geen tijd voor zichzelf en worden de plastic penissen opgeruimd.’

‘Een plastic piemel hoef je geen tijd en aandacht te geven. Een plastic piemel gaat niet vreemd, praat niet veel, snurkt niet. Kijk naar deze.’ Hij pakte een plastic piemel, waarvan ik had geloofd dat hij echt was als hij tussen twee benen had gezeten. ‘Alleen elke drie maanden een batterijtje. Een vrouw hoeft hem niet te bellen, maar onder haar kussen vandaan te halen als ze geil is.’ De man drukte op een knopje en de penis kroop heen en weer als een dansende slang, waar op een magische fluit voor wordt gespeeld.
‘Wat is dat?’, vroeg ik de verkoper, toen mijn oog op plastic vrouwen viel.
‘Opblaaspoppen. Je moet vrouwen met woorden vullen om ze te kunnen nemen, maar deze vrouwen worden genomen als ze met lucht worden gevuld.’

Een vrouw kwam de winkel binnen. Als ik haar buiten had zien lopen, had ik nooit gedacht dat zij naar zo’n winkel zou gaan om een piemel te kopen.
‘Ik wil deze’, zei ze. ‘En deze en deze.’ Ze koos er drie. Ik begreep het niet. God heeft de man toch met één piemel geschapen omdat hij dacht dat dat genoeg was? ‘Eén gebruik ik thuis, één op vakantie en één als reserve’, vertelde ze. Ik had de verkoper willen vragen of mannen en vrouwen elkaar nog nodig hebben, maar toen ik hoorde dat de vrouw een reserve-piemel kocht, ging ik de winkel uit. Een reserve-piemel, dat heeft de man niet.

 

Home | Biografie | Romans | Poëzie | Columns | Prijzen Nominaties | Optredens | International | Boeken | Contact

Alle rechten voorbehouden ©2004-2014