Home | Biografie | Romans | Poëzie | Columns | Prijzen Nominaties | Optredens | International | Boeken | Contact

Al Galidi is geboren in het Zuiden van Irak. Hij weet niet wanneer hij geboren is, in de woestijn doen ze niet aan verjaardagen. Toen hij klein was, wilde hij graag viool spelen. Zijn vader kocht een goede viool, maar er was geen leraar in de woestijn. Dag na dag ontdekte hij dat hij viool kon spelen met woorden.[klik hier voor meer]

 

 

 

Aarde,

mijn hart is als het ei van een postduif,

één thuis,

jou.

Uit De herfst van Zorro

 

Columns

 

Al Galidi schrijft om niet gek te worden. 'Als ik zwijg, verlies ik een lezer. Als ik schrijf, verlies ik er tien,' zegt hij. In een geheel eigen stijl stelt Al Galidi indringende vragen over de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Hij verrast voortdurend met zijn keuze van onderwerpen.


De verhalen zijn veelzijdig. Alledaagse observaties van iemand die ietwat verbaasd Nederland bekijkt worden afgewisseld met columns die meer een statement maken. Steeds worden ze gekenmerkt door een verrassende invalshoek. Humor voert de boventoon, maar harde woorden worden niet gemeden.

 


 

HET KOMPAS VAN MIJN WEEMOED

Een kompas wijst naar het noorden, maar het kompas van mijn weemoed draait en draait. Nooit voelde ik me ergens thuis in mijn leven. Tijdens mijn kinderjaren kende ik het woord thuis niet, want alle huizen in ons dorpje waren open voor mij. Soms sliep ik in het huis van de buren of één van de buurkinderen in ons huis. We aten, waar het vanuit de keuken het lekkerste rook.

De eerste keer dat ik het gevoel kreeg dat ik niet thuis was, was toen we in Bagdad gingen wonen. Het begon als een soort benauwdheid. De dokter dacht dat ik astma had, maar na allerlei testen ontdekte hij dat de astma in mijn ziel zat, waar geen thuisgevoel was. Na jaren van benauwdheid in Baghdad kocht ik yogaboeken om me thuis te voelen, maar hoe meer ik las, hoe benauwder ik werd. Tussen de yogaboeken was ik, als een mug in een spinnenweb, die bij elke beweging vaster komt te zitten. In Jordanië voelde ik me één uur thuis; in het vliegtuig dat mij ver en voor altijd van dat land bracht. Als Jordanië de hemel was, zou ik weigeren om te sterven, om niet weer Jordanië binnen te hoeven gaan. In Nederland voelde ik me thuis in Harlingen, maar door de sukkels in het gemeentehuis van Harlingen werd dat gevoel vermoord. Mijn thuisgevoel veranderde niet in een Friese astma, maar in een lang verdrinken. Door de haatdragendheid in het gemeentehuis van Harlingen denkt geen haar op mijn hoofd eraan om in Harlingen of Friesland te wonen. Als ik de macht had, zou ik dat gemeentehuis in tweeën delen en een deel in een koffieshop en een deel in een openbaar toilet veranderen. Junkies en alcoholisten drinken, roken en vechten in het ene deel en poepen en plassen in de andere. Na mijn ervaring in dat gemeentehuis, voelde ik me schuldig dat ik me ooit in Harlingen thuis had gevoeld. Harlingen verdronken in de Waddenzee is beter dan zo’n gemeentehuis te hebben.

Ik hou niet van een land in deze wereld. Sommige landen haat ik meer dan anderen, maar ik hou van geen één en dat is een groot probleem. Als je, zoals mij, ziek van heimwee bent, moet je toch van een land houden, maar ik ken geen land, waar ik deel van kan zijn en dat deel van mij is, dat in mij woont, zodat ik in haar kan wonen. Vroeger zei ik altijd dat ik in mijn gedichten woonde, of in het woord. Maar toen ik wakker werd uit mijn dromen, ontdekte ik dat dat onzin was, een flauw idee. Als ik in mijn gedichten of in het woord woon, waarom stuurt de huisbaas mij dan elke maand een rekening? Ik woon niet in mijn gedichten en als dat zo zou zijn, zou ik elke dag een gedichtenbundel schrijven om mijn leefruimte groter te maken.

Gisteren in bed herinnerde ik me Nun Kai, op de grens van Thailand met Laos. Ik zat in een klein restaurantje te wachten, tot ik de grens over kon. De vrouw, die in het restaurantje werkte, keek naar mij en ik naar haar. Haar broer kwam mij vertellen dat de grens open was en ik naar Laos kon gaan. Meteen daarna vroeg hij of ik met zijn zus wilde trouwen. Dan zou ik met haar in het restaurantje werken en erachter wonen. ‘Ze is een goede vrouw, geloof me. Ze zal haar hele leven voor jou zorgen, als jij voor het restaurant en het huis zorgt.’ Ik keek naar hem, hij keek naar mij en zij keek naar ons. Hoe had ik een vrouw nodig, die mij in haar wereld toeliet. Moe van het reizen, de valse paspoorten en de grenzen. Voorzichtig raakte ik het valse paspoort in mijn zak aan. ‘Sorry, dat kan niet’, zei ik. ‘Is mijn zus niet mooi?’, vroeg hij. ‘Hou je niet van vrouwen? Waarom trouw je niet met mijn zus?’ Ik keek naar hem, naar de grens en naar zijn zus. ‘Ik ben vals’, fluisterde ik met een vermoeide stem.

Is er iets mis met mij? Waarom is er geen plek op deze aarde dat thuis voelt. Planeten draaien om de zon. Water stroomt. De naald van het kompas van mijn weemoed draait.

 

Home | Biografie | Romans | Poëzie | Columns | Prijzen Nominaties | Optredens | International | Boeken | Contact

Alle rechten voorbehouden ©2004-2014